zondag 14 november 2010

Reisverslag 33 – Bolivia – van Uyuni naar Potosi, Sucre en La Paz

Voordat we van Uyuni naar Potosi reden bezochten we eerst nog het treinkerkhof dat even buiten Uyuni gelegen is. Men kan nog net zien dat het locomotieven en wagons zijn geweest. De rest is er afgesloopt. Alle toeristengroepen stoppen er op de heen of terugweg van de Salar de Uyuni. Toen wij er waren stonden er wel 15 terreinwagens vol met toeristen.


Het treinkerkhof in Uyuni.


Op weg naar Potosi kom je langs de “Ghost Town” Pulacoya. De stad ligt er verlaten bij omdat in de vijftiger jaren de zilvermijn werd gesloten, die sinds de 17de eeuw aan duizenden mensen voor werkgelegenheid had gezorgd. Een paar honderd man proberen nu nog de kost te verdienen in de mijn met technische uitrusting uit de 19de eeuw.

Palacayo

Het moet een hele eer geweest zijn om door zo’n mooie poort naar je werk te gaan.

Deze kraan zal ook wel uit 1890 zijn zoals de treinen en de meeste andere werktuigen van de mijn.


De zinken daken zijn een geliefde plaats om de was te drogen in Bolivia.

Onze overnachtingplaats tussen Potosi en Sucre.

In de avond kwamen moeder en kind langs de Camper gelopen op weg naar huis. Zou de vader wit zijn?

Typische huizen langs de route naar Potosi. De daken zijn van stro of golfplaten die op zijn plaats gehouden worden met grote stenen.


De 200 km lange weg van Uyuni naar Potosi gaat over 4 of 5 bergpassen van meer dan 4000 m. Op veel plaatsen wordt aan de weg gewerkt en grote stukken zijn al geasfalteerd. Potosi, gelegen op 4070 m dankt zijn bestaan aan de “Cerro Rico”, de rijke berg waaruit al meer dan vier eeuwen zilvererts gewonnen wordt. Het gerucht gaat dat de berg een grote gatenkaas is geworden die op instorten staat. Het werk in de mijn is altijd zwaar en ongezond geweest. Om de productiviteit te verhogen werd in 1572 bepaald dat alle lokale en Afrikaanse slaven ouder dan 18 jaar, 12 uur per dag moesten werken. Ze moesten 4 maanden aan één stuk in de mijn werken, slapen en eten zonder ooit daglicht te zien. Hierbij vergeleken hadden de Chileense mijnwerkers die recent twee maanden aan één stuk in een mijn hebben gezeten een “makkie”. Het is geschat dat tijdens het Spaanse koloniale tijdperk van 1545 tot 1825 kwamen 8 miljoen slaven om als gevolg van het werken in de mijn.
Er wordt nog steeds op beperkte schaal erts gewonnen uit de mijn onder vrijwel de gelijke omstandigheden als eeuwen geleden. Rudi en Berlinda bezochten de mijn en konden zich niet voorstellen dat er mensen waren die op de dag van vandaag nog steeds onder deze erbarmelijke omstandigheden moeten werken.

Indrukken van Potosi.


In Potosi wordt er lekkere chips op straat gebakken.

Potosi en de “Cerro Rico” (rijke berg) gezien vanaf het dak van de San Francisco Convent.


In Sucre waren we voor het eerst sinds we in Bolivia zijn weer onder de 3500 m. Sucre ligt op 2750 m en het klimaat is daardoor veel milder en vooral de avondtemperatuur was aangenaam. Sucre is, in tegenstelling wat de meeste mensen denken, de officiële hoofstad van Bolivia en niet La Paz. Ria dacht een foldertje gevonden te hebben van een Hollands restaurant in Sucre. Het was gelegen in een zij straat van Plaza de Armas. Op het plein aangekomen konden we zelfs na een paar keer vragen de zijstraat niet vinden. Toen we het nog een keer bij een krantenkiosk vroegen zij de man “je hebt een foldertje van een restaurant in Cusco, Peru”.

Op weg naar Sucre reden we regelmatig langs de Rio Pilcomayo en over bergpassen van ongeveer 4000 m.

“Puente Mendez”  is een enorme grote en oude ( 16de eeuw) hangbrug over de Rio Pilcomayo voor voetgangers.

Van dit prachtige plein had je een mooi uitzicht over de witste stad van Zuid-Amerika: Sucre.

Deze foto genomen van het dak van de kerk van “San Felipe Neri” laat zien hoe wit Sucre is.

Nog een paar indrukken van Sucre.


Van Sucre reden we terug via Potosi naar La Paz. Onderweg hadden we op het internet een overnachtingplaats gevonden bij de Thermas van Tarapay. De thermas waren allesbehalve aantrekkelijk maar een paar kilometer er vandaan lag een warm kratermeer waar we een extra dag bleven staan. We vroegen ons af waarom wij vrijwel alleen van dit heerlijke kratermeer gebruikt maakten en de Bolivianen naar de onogenlijke thermas in Tarapaya gingen. De reden bleek heel eenvoudig te zijn. Er zijn maar weinig Bolivianen die kunnen zwemmen en in het kratermeer kon je niet staan.
Op de weg terug van Sucre naar Potosi zagen we deze merkwaardige bus over de spoorlijn rijden. Dit was vroeger blijkbaar gebruikelijk omdat we een paar dagen later in het spoorwegmuseum van Machacamarca een auto op een treinonderstel zagen staan.


Rudi sleepte een landgenoot een steile berg op.


Ria en Berlinda hoog boven het kratermeer.


 "Happy Hour" aan het kratermeer.

Na aankomst in La Paz gingen we de volgende dag de stad verkennen. Het was erg rustig omdat het 2 november was, Allerzielen en een officiële feestdag in Bolivia. We hoorden dat de meeste Bolivianen dan de dag op het kerkhof doorbrachten. Hoe, zou ons later duidelijk worden.

“Geen Diesel” een veel voorkomend bord bij de tankstations tussen Potosi en La Paz  ( 550 km.) Het was spannend. Pas vlak voor El Paz konden we weer tanken.

De markt van El Alto. (het hoogste stadsdeel van La Paz)


Van El Alto naar La Paz - Mallasa


Onze overnachtingplaats bij hotel Oberland – Mallasa.


Het “oude” centrum van La Paz.

In het oude stadsdeel zie je deze wirwar van kabels op bijna elke hoek van de straat. Wie kan hier nog wijs uit?


In Calle Linares (Witches Market)  kan je alles kopen om je weer gezond en fit te worden. Van lama embryo’s tot  Pachamama’s.


Plaza Murillo met de Kathedraal uit 1835, het presidentieel paleis en de zetel van de regering.


Ria en Berlinda op het uitzichtpunt “Kili-Kili”


Panorama van La Paz vanaf “Kili-Kili”


We hadden besloten om de volgende dag, 3 november een geocache te doen naar “Muela del Diablo” (de kies de duivel). Een berg even buiten La Paz. We namen een taxi naar het dichtstbijzijnde dorp, Chiaraque. Maar de taxichauffeur had een prijs afgesproken zonder te weten waar het lag. Tot zijn en onze grote verbazing lag het dorp aan het einde van een steil, onverhard en smal bergweggetje. Het weggetje was zo steil en hoog dat hij over de radio doorgaf het idee te hebben naar de hemel de rijden. De taxi bracht ons na de geocache ook weer terug naar onze staanplaats bij hotel Oberland in Mallasa. Onderweg kwamen we voorbij een begraafplaats en kregen we te zien hoe de Bolivianen Allerzielen vieren. Het kerkhof stond vol met tenten en rondom het kerkhof stonden tentjes die eten en bier verkochten. Er heerste een feestelijke stemming en een orkestje zorgde voor de nodige entertainment.
Maar hadden ze zich vergist in de datum? Het was immers 3 november of wordt er 2 dagen gefeest. Het leek er op dat de bakkers een week lang feesten want gedurende een week was er geen brood te koop met als reden: Allerzielen.

 

De geocache route “Muela de Diablo”

De twee Geocache teams (trekvogels1945 en de Brabo’s) met de cache.

Het Allerzielen feest op het kerkhof.


Het orkest op kerkhof.


Met bijzondere instrumenten.


Boliviaanse schonen op het graf.


Valle de Luna, bij Mallasa in La Paz.


De berg Muela del Diablo was zichtbaar vanaf hotel Oberland. Aan beide hebben we goede herinneringen!!








Geen opmerkingen:

Een reactie posten