dinsdag 2 november 2010

Reisverslag 32 – Bolivia – van Arbol de Piedra naar Uyuni.

Het Reserva Nacional de Fauna Andina Eduardo Avaroa houdt om onverklaarbare reden even ten noorden van Arbol de Piedra op. De schoonheid van het landschap wordt er niet minder door. Wij reden verder naar het noorden via de laguna’s Honda, Chiar Kkota, Hediona en Cañapa. Stuk voor stuk mooie meren met veel flamingo’s. Maar geen van deze meren verslaat de schoonheid van laguna Colorado.

Op dit stuk moest Rudi snel door het losse zand rijden om niet vast te komen zitten. Helaas was één van de schokbrekers hier niet tegen opgewassen.


Hele bijzondere rotspartijen met begroeit hier en daar met fel groen mos. Dit mos groeit maar heel langzaam en toch vinden sommige idioten het nodig om hun naam er in te krassen.


Rudi koos hier het bovenste spoor en kwam in de berm terecht waardoor de Camper dreigde om te slaan en op het lager gelegen spoor te belanden. We probeerde de Camper eerst tevergeefs vooruit op het spoor terug te trekken. Uiteindelijk lukte het achteruit.


Als we een keer een bord tegenkwamen dan was het nutteloos, zoals bijvoorbeeld dit bord.


Laguna Honda ( 4125 m). Hier hebben we overnacht aan de oever van het meer tussen de flamingo’s en Guanaco’s. Gedurende de nacht had het gevroren en het meer was bedekt in een dunne ijslaag. De flamingo’s stonden in een groot wak dat opengebleven was door dat de flamingo’s constant in beweging waren gebleven of in de buurt van een warmwater bron stonden.


Bij Launa Hedionda stond primitieve kunst langs de weg.


Op meerdere plaatsen moesten we grote keien uit de weg ruimen omdat deze Rudi’s Camper problemen bezorgde vanwege de geringe bodemvrijheid.


Onze eerste blik op Ollagüe, de 5869 m hoge actieve vulkaan.


Het leek er op dat er bergen door de wolken uitstaken maar het was de zoutvlakte die we de volgende dag over moesten steken richting San Juán.


Na de meren route reden we per abuis (omdat de weg zo goed was) naar Avaroa waar het Boliviaanse douanekantoor is gevestigd voor de grens met Chili. We hadden eigenlijk 20 á 30 km verder naar het oosten uit moeten komen in Chiguana. De rit van Avaroa naar Chiguana bleek een echt avontuur te zijn. In Avaroa stond geen enkel bord richting Chiguana. Toen we naar de weg vroegen werden we richting opgestuurd waar helemaal geen weg te zien was maar een onduidelijk spoor over een zoutvlakte. Onderweg moesten we verschillende malen een spoor kiezen puur op gevoel en soms met gebruik van kompas /gps. De landkaart toonde een weg parallel aan de spoorbaan maar om in Chiguana te komen moesten we soms kilometers in een andere richting rijden.




De sporen over de zoutvlakte van Avaroa naar Chiguana.


Chicuana, niets meer dan een legerkamp en één van de weinige spoorwegovergangen richting Salar de Uyuni.


Koffiepauze op de zoutvlakte.


Van Chiguana was de weg, of beter gezegd het spoor, naar San Juan, Mañica, Colcha ‘K’ en de oprit van Salar de Uyuni iets eenvoudiger te vinden met behulp van de beschrijving en de co-ordinaten van http://www.elviaje.de/ .


Op weg naar San Juán, maar onderweg waren er nogal eens twijfels of we goed zaten.


San Juán. Dit was de eerste mogelijkheid sinds ons vertrek uit San Pedro de Atacama, een week geleden, dat we en paar boodschappen konden doen. Omdat het volgens internet reisverslagen soms mogelijk zou moeten zijn om bij mensen privé diesel te kopen wilde we dat ook eens proberen. We werden van het kastje naar de muur gestuurd maar uiteindelijk hadden we succes.


Dit bord in San Juán trok onze aandacht en we besloten de Necropolis te bezoeken.


Ria’s nieuwsgierigheid was groter dan haar angst maar ze had later spijt dat ze in het graf gekeken had. Deze graven werden vanaf 1200 voor Christus gedurende 2600 jaar gebruikt voor de hogere klasse van de bevolking die in reïncarnatie geloofden.


In Mañica vonden we aan de rand van het dorp een mooi overnachtingplaatsje. In de morgen ging de herderin al weer vroeg met haar lama’s op stap.


In Mañica kwam er ook een man zijn pluimvee ( 1 kip en 1 haan) voeren maar deze vogels gingen er met het meeste voer vandoor.


We hadden de oprit, een 3 km lange dijk, naar Salar de Uyuni, gevonden.


Salar de Uyuni is de grootste zoutvlakte in de wereld. Het heeft een oppervlakte van meer dan 12.000 km² (ongeveer 110 x 110 km) en ligt op een hoogte van 3660 m.
Het rijden over deze vlakte is adembenemend en het duurt even voordat je, jezelf volledig op je gemak voelt. Dit komt vooral omdat je niet weet of je op een veilig spoor zit en of je wel in de goede richting rijdt. Er staan geen borden en je kan niet overal rijden zonder erdoor te zakken. Ook zitten er hier en daar gaten in de zoutkorst die je pas op het laatste moment ziet zitten. De gaten zijn niet zo groot dat je Camper er in verdwijnt maar als je er met één van de wielen in rijdt zijn de gevolgen niet te overzien. Er staan dan ook hier en daar kruisjes op de zoutvlakte.


We zagen aanvankelijk maar één spoor dat de Salar opging en volgende dit ongeveer 10km. Maar wij wilde naar het Isla Incahuasi en dat lag in een andere richting. We reden terug en kregen verschillend advies. Één man stuurde ons terug in de richting waar we net vandaan kwamen en de andere stuurde ons in een richting, die volgens de co-ordinaten van het eiland klopte, maar waar er amper een spoor te zien was.

Onderweg kregen we ook nog met UFO’s te maken. Geen wonder eigenlijk want het is een ideale landingplaats.

Isla Incahuasi, een oase in de zoutvlakte.

Op de zoutvlakte zie je niet alleen UFO’s maar nog ander vreemde dingen.



Op de weg terug van Isla Incahuasi naar het vaste land (72km.) waren we wat meer ontspannen dan op de heenweg.

Het zouthotel Playa Blanca, dat vanwege milieuvervuiling geen gasten meer mag ontvangen.

Wij waren ook in het zouthotel.


Bij aankomst in de stad Uyuni wilde we graag weer eens inkopen doen maar het wassen van de Campers vanwege het zout en het tanken hadden voorrang.
Pas bij de derde wasserij die we vonden konden we terecht. De eerste was gesloten (zaterdagmiddag?), de tweede had pas de volgende dag weer personeel. Bij het tanken zag het er nog beroerder uit. Twee tankstations hadden geen diesel en bij de derde stond een enorme lange rij met vrachtwagens en bussen. Zou er nog diesel zijn tegen de tijd dat wij aan de beurt waren? Na meer dan drie uur in de rij gestaan te hebben waren we aan de beurt. Het was toen al pikdonker maar we hadden een volle tank diesel. Zwitsers die we later in Potosi ontmoetten hadden minder geluk. Ze hadden ook een paar uur in de rij gestaan en toen ze aan de beurt waren kregen ze te horen dat er geen diesel aan buitenlanders verkocht werd. Toen we na het tanken naar Hostal Marith reden om op hun beveiligde parkeerplaats te overnachten kregen we te horen dat er geen plaats meer was. Dus besloten we maar voor de ingang van de begraafplaats te overnachten. We hadden deze mogelijkheid gezien toen we in de rij stonden bij het tankstation. Om 00.30 werden we gewekt door de politie omdat ze vonden dat we niet op een veilige plaats stonden. Ze stelde voor dat we naar het centrum gingen om te overnachten. Op een zaterdagnacht? Toen we zelf voorstelde om een paar honderd meter verder bij het gesloten tankstation te overnachten vonden ze dat ook een goede oplossing.


Na twee dagen over de zoutvlakte gereden te hebben was een wasbeurt geen overbodige luxe.

Tanken, of beter gezegd wachten, in Uyuni.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten